Skip to main content

Full text of "02.04AB04.040 Scheep- en luchtvaartbeveiligingsverordening"

See other formats


AB 2004 no. 40 


kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


“CENTRAAL WETTENREGISTER* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA HAAR AAA AAA AAA 














Intitulé : LANDSVERORDENING van 29 juni 2004 houdende regels ter 
uitvoering van verdragsvoorschriften op het gebied van 
de beveiliging van scheep- en luchtvaart 


Citeertitel: Scheep- en luchtvaartbeveiligingsverordening 





Vindplaats : AB 2004 no. 40 








Wijzigingen: AB 2012 no. 54 (inwtr. AB 2013 no. 15) 








Hoofdstuk I Definities 


Artikel 1 





1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen 
wordt verstaan OGS 


Minister 
schip 


conventieschip 


Arubaans conven-: 


tieschip 
luchtvaartuig 


Arubaans lucht- 
vaarttuig 
havenfaciliteit 





luchthaven 


Directeur 


het Verdrag 


de minister, belast met transport; 

ieder schip, gebruikt of bestemd tot de vaart ter 

zee; 

een schip, behorende tot een van de navolgende 

soorten: 

a. passagiersschepen, waaronder hogesnelheidsvaar- 
tuigen, bestemd voor het vervoer van meer dan 12 
passagiers; 

b. vrachtschepen, waaronder hogesnelheidsschepen, 
niet zijnde een passagiersschip, bestemd voor 
het vervoer van meer dan 12 passagiers, met een 

tonnage van meer dan 500 GT volgens het Interna- 

tionaal Verdrag betreffende de meting van sche- 
pen 1969 (Trb. 1970, 122 en 194); 

ec. varende booreenheden met eigen middelen van me- 
chanische voortstuwing, waarmee internationale 
reizen worden ondernomen; 

een in Aruba te boek gesteld conventieschip; 














een toestel dat in de dampkring kan worden gehou- 

den ten gevolge van krachten die de lucht daarop 

uitoefent; 

een in het luchtvaartregister van Aruba ingeschreven 

luchtvaartuig; 

een door de Minister als zodanig aangewezen deel 

van een havengebied, waar interactie plaatsvindt 

tussen een conventieschip en een haveninstallatie 

of de haveninfrastructuur; 

een door de Minister als zodanig aangewezen deel 

van een ingevolge artikel 12, eerste lid, van de 

Luchtvaartverordening (AB 1989 no. GT 58) ten be- 

hoeve van de luchtvaart aangewezen terrein; 

wat betreft: 

a. een havenfaciliteit: de directeur van de Direc- 
tie Scheepvaart; 

b. een luchthaven: de directeur van de Directi 
Luchtvaart; 

wat betreft: 

a. scheepvaart: het op 1 november 1974 te Londen 
tot stand gekomen Internationale Verdrag inzake 
de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 


























kkk AAA AAA AAA AA AAA AAA AAA AA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA HAAR AAA AAA AAA 











1976, 157); 

b. luchtvaart: het op 7 december 1944 te Chicago 

tot stand gekomen Verdrag inzake de internatio- 

nale burgerluchtvaart (Stb. H55); 

exploitant : de eigenaar van een havenfaciliteit, luchthaven, 
conventieschip of luchtvaartuig of degene die fei- 
telijk met beheer daarvan belast is; 

ISPS-Code : de Internationale Code voor de beveiliging van 
schepen en havenfaciliteiten, genoemd in Voor- 
schrift 1 van Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het 
op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen In- 
ternationale Verdrag inzake de beveiliging van 
mensenlevens op zee. 

2. Deze landsverordening is niet van toepassing op oorlogssche- 
pen en op schepen ten aanzien waarvan een verdragsluitende staat de 
exploitant is, tenzij dezen worden gebruikt voor handelsdoeleinden. 























Hoofdstuk II Algemene bepalingen 
Artikel 2 


1. Er is een Scheepvaartbeveiligingscommissie die de ministers, 
belast met scheepvaart, met justiti n met openbare orde en veilig- 
heid, van advies dient met betrekking tot het treffen van maatregelen 
ter verbetering van de beveiliging van de scheepvaart, met inachtne- 
ming van de voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende verdragen en 
andere internationale overeenkomsten. 
2. De commissie, genoemd in het eerste lid, bestaat uit de na- 
volgende leden: 
a. de korpschef van politie en een door deze aangewezen ambtenaar; 
b. de directeur van de met de uitvoering van de Landsverordening toe- 
lating en uitzetting belaste dienst en n door deze aangewezen 
ambtenaar; 

ec. de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen en een door deze aan- 
gewezen ambtenaar; 

d. Commandant van de Dienst Brandweer Aruba; 

‚. de Havenmeester; 

f. de vertegenwoordiger van de directie van iedere exploitant van een 
havenfaciliteit of een Arubaans conventieschip; 

g. de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 5, tweede lid, on- 
derdeel c, van iedere havenfaciliteit. 

3. De minister, belast met openbare ord n veiligheid wijst de 
secretaris van de commissie aan. 

4. De commissie vergadert maandelijks onder leiding van een door 
de Minister aangewezen lid, met dien verstande dat elke zesde maand de 
vergadering wordt voorgezeten door de Minister. 

5. De voorzitter is bevoegd n vertegenwoordiger van de Kust- 
wacht voor Aruba, Curacao en Sint Maarten alsmede voor de openbare li- 
chamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit te nodigen de vergaderingen 
van de commissie bij te wonen. De commissie kan zich doen bijstaan 
door deskundigen. 
























































Artikel 3 





1. Bij landsbesluit wordt een Nationaal Luchtvaartbeveiligings- 
programma vastgesteld ter uitvoering van Annex 17 van het Verdrag. He 
is opgesteld in zowel de Nederlandse als de Engelse taal en is niet 
openbaar. 








Ct ct 


kkk AAA AAA AAA AA AAA AAA AAA AA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA HAAR AAA AAA AAA 











2. Er is een Luchtvaartbeveiligingscommissie, die de ministers, 
belast met luchtvaart, met justiti n met openbare ord n veilig- 
heid, van advies dient met betrekking tot het treffen van maatregelen 
ter verbetering van de beveiliging van de burgerluchtvaart, met in- 
achtneming van de voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende verdra- 
gen en andere internationale overeenkomsten en ter zake van de coördi- 
natie van de door de verschillende overheidsdiensten te verrichten ta- 
ken bij de uitvoering van het Nationaal Luchtvaartbeveiligingsprogram- 
ma. 






































3. De commissie, genoemd in het tweede lid, bestaat uit de na- 
volgende leden: 

a. de korpschef van het Korps Politie Aruba en een door deze aan te 
wijzen ambtenaar; 

b. de directeur van de met de uitvoering van de Landsverordening toe- 
lating en uitzetting belaste dienst en een door deze aan te wijzen 
ambtenaar; 

ec. de Commandant van de Dienst Brandweer Aruba; 

d. de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen en een door deze aan- 
gewezen ambtenaar; 

e. de ambtenaar, belast met de leiding van de luchtverkeersleiding 
van Aruba; 

Es n vertegenwoordiger van de directie van iedere exploitant van 
een luchthaven of een Arubaans luchtvaartuig; 

g. de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 5, tweede lid, on- 
derdeel c, van iedere exploitant van een luchthaven. 

4. Artikel 2, derde, vierd n vijfde lid, zijn van toepassing op 

de commissie, bedoeld in het tweede lid. 





























Artikel 4 


1. Bij regeling van de Minister kan, in overeenstemming met de 
ministers, belast met justiti n met openbare ord n veiligheid, het 
uitoefenen van de burgerluchtvaart boven gedeelten van Aruba tijdelijk 
of blijvend beperkt of verboden worden om redenen van openbare ord n 
veiligheid, alsmede om andere dringende redenen waarbij het uitoefenen 
van die luchtvaart en omstandigheden of gebeurtenissen in Aruba elkaar 
met voor Aruba nadelige gevolgen kunnen beïnvloeden. 

2. De inhoud van een regeling als bedoeld in het eerste lid, 
wordt door de luchtverkeersleiding in Aruba mededeling gedaan aan ge- 
zagvoerders van alle luchtvaartuigen in de nabijheid van het Arubaanse 
luchtruim. 

3. Het is verboden aan het burgerluchtverkeer deel te nemen in 
strijd met het krachtens het rste lid bepaalde. 












































Hoofdstuk III Voorschriften voor havenfaciliteiten 
en luchthavens 


S 1. Algemene bepalingen 
Artikel 5 


1. De onderneming die een voor haven- of luchthavenactiviteiten 
bestemd gebied openstelt voor conventieschepen of luchtvaartuigen, 
draagt zorg voor een afdoende beveiliging van zijn havenfaciliteit of 
luchthaven. 

2. Tot de maatregelen die de exploitant daartoe treft, behoren 
ten minste: 














kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AA AAA A AAA AAA A AAA AAA AAA 




















a. het doen maken van een veiligheidsbeoordeling; 
b. het opstellen van een beveiligingsplan; 
c. het aanstellen van een bedrijfsbeveiligingsfunctionaris. 
3. Bij het opstellen van het plan, bedoeld in het tweede lid, on- 


derdeel b, houdt de exploitant rekening met: 

a. de uitkomsten van de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, onder- 
deel a; 

b. de voorschriften van het desbetreffende Verdrag; 

ec. de plicht tot het omschrijven van de beperkt toegankelijke delen 
van het haven- of luchthavengebied. 

4. Bij het opstellen van een beveiligingsplan wordt uitgegaan 
van het bestaan van drie veiligheidsniveau’s. 





























Artikel 6 





1. Een beveiligingsplan als bedoeld in artikel 5, tweede lid, 
onderdeel b, behoeft de goedkeuring van de Directeur. Een verzoek om 
goedkeuring gaat vergezeld van de veiligheidsbeoordeling en het bevei- 
ligingsplan. 

2. De Directeur keurt een bij hem ingediend beveiligingsplan 
goed, indien hij van oordeel is dat het is opgesteld op basis van een 
recente, deugdelijke veiligheidsbeoordeling, en het overigens voldoet 
aan de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften. 

3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden re- 
gels gesteld ten aanzien van de procedure die moet worden gevolgd bij 
tussentijdse wijziging van een goedgekeurd beveiligingsplan, en worden 
onderwerpen vermeld, welker wijziging geen goedkeuring door de Direc- 
teur behoeft. 


















































Artikel 7 


1. Na goedkeuring van een beveiligingsplan wordt aan de desbe- 
treffende exploitant een verklaring afgegeven, ten bewijze van de 
goedkeuring. Het model van de verklaring wordt vastgesteld door de Mi- 
nister. 

2. Een verklaring als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de 
geldigheidsduur van de goedkeuring; deze bedraagt ten hoogste vijf 
jaar. 

3. Van elke door hem afgegeven verklaring geeft de Directeur 
kennis aan de Minister. 











Artikel 8 





De exploitant draagt zorg dat in zijn havenfaciliteit of op zijn 
luchthaven het goedgekeurde beveiligingsplan wordt toegepast met in- 
achtneming van het op dat moment voor zijn havenfaciliteit of luchtha- 
ven geldende veiligheidsniveau, n de ingevolge het desbetreffend 
Verdrag toepasselijke voorschriften worden nageleefd. 




















Artikel 9 


1. De Minister verhoogt, op voorstel van de minister van Algeme- 
ne Zaken en de minister van Justitie gezamelijk, het veiligheidsniveau 
in een havenfaciliteit of luchthaven met een goedgekeurd beveiligings 
plan, indien de handhaving van de veiligheid aldaar zulks vereist. 

2. Veiligheidsniveau 1 wordt verhoogd tot veiligheidsniveau 2 
bij het constateren van een generieke dreiging tegen een havenfacili- 
teit of luchthaven. Veiligheidsniveau 3 wordt ingesteld bij een speci- 









































kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AA AAA AAA AAA AAA AAA AAA AA 











fieke dreiging tegen een havenfaciliteit of luchthaven. 

3. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid, wordt door de 
Minister terstond mondeling medegedeeld aan de betrokken exploitant; 
een afschrift van de beschikking wordt hem onverwijld toegezonden. D 
exploitant houdt zich aan het veiligheidsniveau dat door de Minister 
is vastgesteld. 

4. De Minister verlaagt, op voorstel van de minister van Algeme- 
ne Zaken en de minister van Justitie gezamelijk, een door hem verhoogd 
veiligheidsniveau, zodra een in het tweede lid bedoelde dreiging niet 
meer bestaat of redelijkerwijze verwacht wordt dat zij niet meer be- 
staat. Het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing. 
































Artikel 10 





1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen re- 
gels gesteld worden met betrekking tot de opleiding van personeel dat 
in een havenfaciliteit of op een luchthaven beveiligingswerkzaamheden 
verricht. 

2. Indien een landsbesluit als bedoeld in het eerste lid, tot 
stand is gekomen, draagt de exploitant zorg dat het in het eerste lid 
bedoelde personeel, na afloop van een in dat landsbesluit gestelde 
termijn, de in het eerste lid bedoelde opleiding met goed gevolg heeft 
afgesloten. 



































Artikel 11 


1. Bij regeling van de Minister, in overeenstemming met de mi- 

nisters, belast met justitie en met openbare orde en veiligheid, kun- 
nen naar aanleiding van bijzondere omstandigheden, onverminderd de uit 
het geldende veiligheidsniveau voortvloeiende voorschriften terzake, 
aan de exploitant aanwijzingen worden gegeven ten aanzien van de uit- 
voering van de controle op personen en zaken met een bepaalde bestem- 
ming of afkomstig uit een bepaalde bestemming. 
2. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, ver- 
valt negentig dagen na de datum zijn inwerkingtreding, tenzij zij bin- 
nen die periode bekrachtigd is bij landsbesluit, houdende algemene 
maatregelen. 

3. De kosten die door de exploitant redelijkerwijs zijn gemaakt 
ter voldoening aan de aanwijzingen in een ministeriële regeling als 
bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van het Land voor een 
periode, in de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, be- 
paald. 
























































Artikel 12 





1. De exploitant draagt zorg dat van n ieder die om toegang 
tot een havenfaciliteit of luchthaven verzoekt, geëist wordt dat hij 
zich identificeert en, in geval van passagiers, een geldig ticket voor 
het desbetreffende schip of luchtvaartuig toont. De Minister stelt na- 






































dere regels ter zake van de wijze van identificering en het aantonen 
van het bezit van een reisbiljet. 
2. De exploitant is bevoegd van n ieder die om toegang ver- 





zoekt tot een havenfaciliteit of een luchthaven, te eisen dat hij zich 
onderwerpt aan een onderzoek aan de kleding, en dat hij toestaat dat 
zijn persoonlijke bezittingen onderzocht worden, behoudens de bij of 
krachtens landsverordening en internationale overeenkomst gestelde be- 
perkingen. 

3. De exploitant weigert de toegang tot een havenfaciliteit of 














kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA AAA AAA AAA AAA A 














luchthaven aan degene die niet voldoet aan een vordering als bedoeld 
in het eerste of tweede lid. 

4. De exploitant ontzegt aan degene die zich op het terrein van 
een havenfaciliteit of een luchthaventerrein bevindt, de verdere aan- 
wezigheid, indien deze weigert te voldoen aan een vordering als be- 
doeld in het eerste of tweede lid. 

5. Klachten van derden omtrent toepassing door de exploitant van 
het eerste tot en met vierde lid worden gericht aan de Minister. 


























Artikel 13 


1. De exploitant is bevoegd zaken, waaronder voertuigen, voor 
dewelke toelating tot een havenfaciliteit of een luchthaven verzocht 
wordt, of die zich aldaar reeds bevinden, te doen onderzoeken. 

2. Het in het eerste lid bedoelde onderzoek kan met zich brengen 
dat gesloten zaken, behalve brieven, worden geopend, zo mogelijk door 
of met instemming van de rechthebbende daarop, hetzij door of namens 
de exploitant, indien geen rechthebbende aanwezig is. 

3. De exploitant weigert de toegang tot een havenfaciliteit of 
luchthaven van zaken met betrekking waartoe de rechthebbende de toe- 
stemming tot onderzoek als bedoeld in het eerste lid heeft geweigerd. 

4. De exploitant is bevoegd zaken die zich op het terrein van 
een havenfaciliteit of luchthaven bevinden van dat terrein te doen 
verwijderen, indien hij zulks in het kader van de beveiliging daarvan 
wenselijk oordeelt. 

5. Artikel 12, vijfde lid, is van toepassing. 
























































S 2 Bijzondere bepalingen met betrekking tot 
havenfaciliteiten 


Artikel 14 


Indien de exploitant van een havenfaciliteit door de Directeur 
in kennis is gesteld van het feit dat een conventieschip niet voldoet 
aan de voorschriften van het Verdrag of afkomstig is uit een havenfa- 
ciliteit die niet beschikt over een overeenkomstig het Verdrag goedge 
keurd beveiligingsplan, verleent d xploitant aan het desbetreffend 
schip geen toegang tot zijn havenfaciliteit en verleent geen medewer- 
king aan het afmeren. Indien dat schip desondanks afmeert in die ha- 
venfaciliteit, verleent de exploitant geen medewerking aan de in- en 
ontscheping van passagiers en aan het laden en lossen van vracht van 
dat schip. 






































Artikel 15 





Internationale beleidsafspraken als bedoeld in Voorschrift 11 
van Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het Verdrag, worden gemaakt door 
de Minister. 


Artikel 16 


1. De Directeur is belast met de naleving van de in Voorschrift 
13 van Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het Verdrag opgelegde informa- 
tieverplichtingen. 

2. Hij voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen 
door de tussenkomst van de binnen het Koninkrijk terzake aangewezen 
instantie. 





kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 











Artikel 17 


De Directeur is de autoriteit, bedoeld in Voorschrift 1, eerste 
lid, onderdeel 11, van het Verdrag. Hij is belast met de uitvoering 
van de Voorschriften 10, tweed n derde lid, en 12, tweede lid, van 
Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het Verdrag alsmede met de zorg voor 
de naleving van de aan Aruba in de paragrafen 15 en 16 van Deel A van 
de ISPS-Code met inachtneming van hetgeen te dier zake is vermeld in 
Deel B van de ISPS-Code. 























S 3 Bijzondere bepalingen met betrekking tot luchthavens 





Artikel 18 


De exploitant draagt zorg dat het beveiligingsplan voor zijn 
luchthaven wordt opgesteld met inachtneming van het Nationaal Lucht- 
vaartbeveiligingsprogramma. 








Artikel 19 


Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voor- 
schriften gegeven ten aanzien van de wijze van controle door de ex- 
ploitant van passagiers, bagage en vracht van luchtvaartuigen. 








Artikel 20 


De Directeur is de autoriteit, bedoeld in Hoofdstuk 3.1.2 van 
Annex 17 van het Verdrag. 


Hoofdstuk IV Voorschriften voor conventieschepen 





Artikel 21 





1. De exploitant van Arubaanse conventieschepen draagt er zorg 
voor dat voor ieder van de desbetreffende schepen n goedgekeurd be- 
veiligingsplan bestaat, en dat deze schepen en de bedrijfsvoering 
daarover, zowel aan boord als aan de wal, voldoen aan d isen di 
daaraan ingevolge Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het Verdrag worden 
gesteld, waartoe in ieder geval behoren de voorschriften, gesteld in 
artikel 5, tweede lid, onderdeel a, derde lid, onderdeel a, en vierde 
lid. 











2. De kapitein van een Arubaans conventieschip draagt er zorg 
voor dat de ingevolge het Verdrag toepasselijke voorschriften worden 
nageleefd, en dat aan boord van het desbetreffende schip het daarvoor 
geldende beveiligingsplan wordt nageleefd. 

3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nade- 
re regels gesteld ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in het eer- 
st n tweede lid. 






































Artikel 22 





1. De exploitant van Arubaanse conventieschepen wijst voor zijn 
onderneming een functionaris aan, die belast is met de uitvoering van 
de in paragraaf 11 van Deel A van de ISPS-Code genoemde taken ter zake 
van de beveiliging van die onderneming. 

2. De exploitant van Arubaanse conventieschepen draagt er zorg 
voor dat op ieder van de desbetreffende schepen een functionaris is 
aangewezen, die belast is met de uitvoering van de in paragraaf 12 van 

















kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA HAAR AAA AAA AAA 














Deel A van de ISPS-Code genoemde taken ter zake van de beveiliging van 
dat schip. 
3. De exploitant van Arubaanse schepen draagt zorg dat de in het 
eerst n het tweede lid bedoelde personen voldoen aan de voorschrif- 
ten van paragraaf 13 van Deel A van de ISPS-Code. 

4. Bij die uitvoering van hun taken nemen de in het eerste en 
tweede lid bedoelde personen de daarop betrekking hebbende aanwijzin- 
gen van Deel B van de ISPS-Code in acht. 


























Artikel 23 


De kapitein van een Arubaans conventieschip draagt er zorg voor 
dat de voorschriften van Hoofdstuk XI-2 van de annex bij het Verdrag 
worden nageleefd, en dat aan boord van dat schip het scheepsbeveili- 
gingsplan wordt toegepast. 


Artikel 24 


1. De Directeur neemt de in de Voorschriften 4.5 en 8.2 van 
Hoofdstuk X1-2 van de annex bij het Verdrag bedoelde mededelingen in 
ontvangst. 
2. De Directeur is binnen het Koninkrijk voor Aruba het contact- 
punt, bedoeld in Voorschrift 7.2 van Hoofdstuk XI-2 van de annex bij 
het Verdrag. 




















Hoofdstuk V Voorschriften met betrekking tot 
luchtvaartuigen 


Artikel 25 


1. De exploitant van een Arubaans luchtvaartuig draagt er zorg 
voor dat voor zijn onderneming en dat luchtvaartuig n goedgekeurd 
beveiligingsplan bestaat, en dat luchtvaartuig en de bedrijfsvoering 
daarover voldoen aan d isen die daaraan ingevolge Annex 17 van het 
Verdrag worden gesteld. 

2. De gezagvoerder van een Arubaans luchtvaartuig draagt er zorg 
voor dat aan boord van dat luchtvaartuig het beveiligingsplan wordt 
nageleefd. 

3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nade- 
re regels gesteld ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in het eer- 
ste en tweede lid. 
































Artikel 26 


1. De Minister is bevoegd in bijzondere gevallen, behoudens d 
bij internationale overeenkomst gestelde beperkingen terzake, in over- 
eenstemming met de ministers, belast met justiti n met openbare orde 
en veiligheid, aan een luchtvaartuig: 
a. een landingsverbod op te leggen, indien redelijkerwijs mag worden 

aangenomen dat dat luchtvaartuig, mits het niet het voorwerp is van 
een kaping, een middel tot geweldpleging tegen of op andere wijze 
een bedreiging voor Aruba zal vormen; 

b. een startverbod op te leggen, indien redelijkerwijs mag worden aan- 
genomen dat dat luchtvaartuig na het opstijgen een middel tot ge- 
weldpleging tegen of op andere wijze een bedreiging voor Aruba of 
een andere verdragsluitende staat zal vormen; 

c. een startverbod op te leggen, indien niet voldaan is aan hetgeen 
bij of krachtens artikel 25 is bepaald. 






























































kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 











AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 
AAA AAAAAA HAHAHAHAHAHA AAA AAA AA 
2. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid, kan in noodge- 



































vallen mondeling worden medegedeeld aan de exploitant en wordt daarna 
onverwijld op schrift gesteld en toegezonden aan de exploitanten van 
de luchthaven en het luchtvaartuig; zij wordt door de luchtverkeers- 
leiding mondeling medegedeeld aan de gezagvoerder van het luchtvaar- 
tuig. De beschikking wordt ingetrokken, terstond nadat de aanleiding 
voor het opleggen ervan is komen te vervallen. 

3. Na toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden geen 
goederen aan boord van het desbetreffende luchtvaartuig gebracht dan 
na, zo nodig stuksgewijs, onderzoek op de aanwezigheid van voor be- 





dreiging geschikte voorwerpen. 


Artikel 27 


De Directeur draag 
legde verplichtingen in 


zorg voor 








de Hoofdstukken 4.6, 


de naleving van de aan Aruba opge- 
Deer Did De DEN 


5.3 van Annex 17 van het Verdrag. 
Hoofdstuk VI Toezicht 
Artikel 28 


1. Er is een Inspectie bevei 
staat onder leiding van een Inspec 
Zie 


liging scheep- en luchtvaart. 


Leur. 


Zij 


t taak het ver- 





richten van controle op de nalevin 

















De in het eerste lid genoemde dienst heeft tot 





g in de havenfaciliteiten en op de 














luchthavens van de ingevolge deze landsverordening in Aruba geldende 
regels ten aanzien van de beveiliging van havenfaciliteiten en lucht- 
havens, conventieschepen en luchtvaartuigen. 
3. De Inspecteur rapporteert aan de Minister en de ministers, 
belast met justiti n met openbare ord n veiligheid. 
Artikel 29 














1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze 
landsverordening gestelde voorschriften zijn belast de bij landsbe- 
sluit aangewezen personen. Een zodanig landsbesluit wordt bekendge- 
maakt in de Landscourant van Aruba. 








2. De krachtens h 
achtneming van de voorschrif 


rste li 
ten ter 
voor zover dat voor de vervu 











d aangewezen personen zijn, met in- 
zake in het Verdrag, en uitsluitend 





















































lling van hun taak redelijkerwijs noodza- 
kelijk is, bevoegd: 

a. aan een ieder alle inlichtingen te vragen; 

b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere 
gegevensdragers, en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tij- 
delijk mee te nemen; 

ec. met inachtneming van artikel 12 alle plaatsen op het vasteland van 
Aruba, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toe- 
stemming van de bewoner, alsmede alle ruimten aan boord van een 
schip of luchtvaartuig te betreden, vergezeld van de door hen aan- 
gewezen personen. 

3. Zo nodig, wordt de toegang tot de plaatsen, bedoeld in het 
tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm. 

4. De voorschriften van het Landsbesluit algemene bepalingen 
toezichtuitoefening (AB 1998 no. 70) of de voorschriften die deze ver- 











vangen, 
ambtenaren. 
5. Een ieder verleent, binnen 





zijn van toepassing op de krachtens het 











rsi lid aangewezen 


een door een krachtens het eerste 





kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AA AAAA AAA HAAR AAA AAA AAA 














lid aangewezen ambtenaar gestelde redelijke termijn, alle medewerking, 
die ingevolge het tweede lid van hem wordt gevorderd. 








Hoofdstuk VII Handhaving 
Artikel 30 


1. De Directeur stelt degene ten aanzien van wie is geconsta- 
teerd dat hij de bij of krachtens deze landsverordening gestelde voor- 
schriften of een voor hem geldend beveiligingsplan niet of niet volle- 
dig naleeft, binnen een door de Directeur te bepalen termijn in de ge- 
legenheid te voldoen aan de op hem rustende verplichtingen. 

2. De Directeur legt, zo nodig met behulp van de sterke arm, 
stil een onderneming die een havencomplex beheert, ten aanzien waarvan 
na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn is geconstateerd, 
dat daarin nog steeds interactie plaatsvindt tussen een conventieschip 
en een haveninstallatie of haveninfrastructuur. De in de eerste vol- 
zin neergelegde maatregel wordt slechts ingetrokken, indien ten genoe- 
ge van de Directeur kan worden aangetoond dat geen reden meer bestaat 
om te vrezen voor niet-naleving van uit het Verdrag voortvloeiende re- 
gels. 









































3. Aan de exploitant ten aanzien van wie is geconstateerd da 
hij na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn niet heeft 
voldaan aan de uitnodiging, in dat lid bedoeld, wordt hetzij een be- 
stuurlijke boete, hetzij een last onder dwangsom opgelegd. De opleg- 
ging geschiedt schriftelijk onder opgave van redenen. 

4, Aan de exploitant van een luchtvaartuig waarmee is gehandeld 
in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt een 
bestuurlijke boete opgelegd. 








Ct ct 


























Artikel 31 


1. De bestuurlijke boete is de bestuurlijke sanctie, inhoudende 
de onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, ge- 
richt op bestraffing van de overtreder; de last onder dwangsom is de 
bestuurlijke sanctie, gericht op het ongedaan maken van een overtre- 
ding of het voorkomen van n verdere overtreding of de herhaling 
daarvan. 

2. De opgelegde bestuurlijke boete of last onder dwangsom staat 
in n redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang. 

3. Tegen de oplegging van een bestuurlijke boete of een last on- 
der dwangsom staat beroep open ingevolge de Landsverordening admini- 
stratieve rechtspraak (AB 1993 no. 45). 






































Artikel 32 


1. Een bestuurlijke boete wordt opgelegd door de Directeur. Zij 
bedraagt ten minste Afl. 2.500,- en ten hoogste Afl. 25.000,- voor ie- 
dere handeling die, in strijd is met de bij of krachtens deze lands- 
verordening opgelegde verplichtingen. 

2. Een last onder dwangsom wordt door of namens de Minister op- 
gelegd; zij bevat de termijn waarbinnen zij dient te worden uitge- 
voerd. De dwangsom bedraagt ten minste Afl. 25.000,- en ten hoogste 
Afl. 250.000,- voor iedere overtreding. 

3. Op het schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een exploitant 
aan wie een last onder dwangsom is opgelegd, kan de Minister de loop- 
tijd van de last verlengen, mits te zijnen genoege is aangetoond dat 
het voor de exploitant onmogelijk is binnen gestelde termijn aan de 


























10 


kkk AAA AAA 


kkk AAA AAA AAA AAA A 











AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 
AAA AAAAAA HAHAHAHAHAHA AAA AAA AAA 
last te voldoen. 
Artikel 33 
1. Bij gebreke van betaling van een bestuurlijke boete of vol- 
doening aan de last binnen de termijn, bedoeld in artikel 32, tweede 


lid, kan de Minist 
som, verhoogd met 


er het bedrag 





doen invorderen bij dwangbevel, 


administratieve rechtspraak bez 
boete of de last. 

Ze 
van de exploitant bij deurwaard 
cutoriale titel op 
vordering van Aruba. 

3. Gedurende zes weken na 











dwangbevel verzet open door dagvaarding van de Minister. 








schorst de tenuitvoerlegging. D 


Een dwangbevel als bedoel 


in de zin van het Wetboek van B 





van de boete respectievelijk de dwang- 


de op de invordering betrekking hebbende kosten, 


dsverordening 
egging van de 


tenzij ingevolge de Lan 
waar is gemaakt tegen opl 








d in het eerste lid, wordt op kos 
ersexploit betekend en levert een 
urgerlijke Rech 


ten 
xe- 
LS- 








de dag van betekening staat tegen het 
Het verzet 
zoek van de Minis- 








e rechter kan op ver 


ter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffing. 


4. 





een 
datum van oplegging van de boe 
beurd. De verjaring wordt gesch 





tant en door ieder ander wettel 


De bevoegdheid tot invordering van een bes 
last onder dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de 
te of de datum waarop de last is ver- 





tuurlijke boete en 


orst door faillissement van de exploi- 
ijk beletsel voor invordering. 



























































Artikel 34 
1. Indien ten aanzien van een conventieschip is geconstateerd 
dat het een havenfaciliteit binnen wil lopen of zich in een havenfaci- 
liteit bevindt, terwijl het niet voldoet aan de bij of krachtens deze 
landsverordening en de ISPS-Code gestelde voorschriften, treft de Ha- 
venmeester n van de navolgende maatregelen: 

a. het onderzoek en van het desbetreffende schip ten aanzien van de 
naleving van de ISPS-Code; 

b. het ophouden van het desbetreffende schip; 

c. het aanhouden van het desbetreffende schip; 

d. het beperken van de bedrijfsvoering op het desbetreffende schip, 
waartoe mede behoort het beperken van de bewegingen in de havenfa- 
ciliteit; 

e. het uitwijzen van het desbetreffende schip. 

2. Bij het toepassen van het eerste lid houdt de Havenmeester bij 


het treffen van een maatregel rekening met de zwaarte van de overtre- 





ding en hij neem 


t tevens Voorschrift 9.3.5. 


van Hoofdstuk XI-2 van de 


Directeur daarvan 




















vlaggestaat van het betrokken 
d 








in kennis 











annex bij het Verdrag in acht. 

3. In geval van toepassing van een maatregel als bedoeld in het 
eerste lid, onderdeel e, stelt de Havenmeester d 
onverwijld op de hoogte, die terstond de 
conventieschip en de bevoegde autoriteit ter zake van de haven di 
eerstvolgende bestemming van het desbetreffende schip is, 
stelt van de uitwijzing. Zo de eerstvolgende havenfaciliteit onbekend 
is, stelt hij de daarvoor in aanmerking komende havenfaciliteiten in 








de regio in kennis van de uitwijzing. 


Art 





De Minister trekt, op voors 


tel van d 
artikel 6 aan een beveiligingsplan verl 





Lkel 35 





Directeur, een ingevolge 





a. 


11 


nde goedkeuring in: 


indien hem is gebleken dat de exploitant bij de aanvraag onjuiste 


kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 


AB 2004 no. 40 *CENTRAAL WETTENREGISTER®* 18 september 2013 


kkk AAA AAA AAA A AAA AAA AAA AAA 

















of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de 
juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op diens aanvra- 
ge zou hebben geleid; 

b. indien de exploitant heeft blijk gegeven niet mee te willen werken 
aan het bereiken van het met een last onder dwangsom beoogde doel. 











Hoofdstuk VIII Slot- en overgangsbepalingen 
Artikel 36 


Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen met het 
oog op de beveiliging van de scheep- en luchtvaart nadere voorschrif- 
ten worden gesteld ter uitvoering of aanvulling van de Verdragen. 
Daarbij kunnen aan exploitanten verplichtingen worden opgelegd ten 
aanzien van de aanschaf, het gebruik en het onderhoud van bepaalde ap- 
paratuur of systemen, bestemd tot het voorkomen van inbreuken op de 
beveiliging. 























Artikel 37 


1. Het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsveror- 
dening bestaande nationale luchtvaartbeveiligingsplan geldt als het 
Nationaal Luchtvaartbeveiligingsprogramma, bedoeld in artikel 3, eer- 
ste lid. 

2. Het bestaande beveiligingsplan van de Aeropuerto Reina Beatrix 
geldt tot 1 juli 2005 als het beveiligingsplan bedoeld in artikel 5, 
tweede lid, onderdeel b. 























Artikel 38 


1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag 
van die van haar plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba, met uit- 
zondering van de artikelen 21 tot en met 23 die in werking treden op 
een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. 

2. Zij kan worden aangehaald als Scheep- en luchtvaartbeveili- 
gingsverordening. 























12